enclise

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  enclise    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • en·cli·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aansluiting van woord bij ander woord’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord enclise enclises
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deenclisev

  1. (taalkunde) het verschijnsel dat een - meestal onbeklemtoond - woord wordt uitgesproken als vormde het een deel van het woord dat ervoor komt
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord enclise staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
20 %van de Nederlanders;
24 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.