equivoque

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  equivoque    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • equi·vo·que
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit het Frans, 'équivoque'
enkelvoud meervoud
naamwoord equivoque equivoques
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deequivoquev [1]

  1. (verouderd) dubbelzinnigheid
  2. (verouderd) homoniem
  3. (taalkunde) stijlfiguur waarbij een woord door een woordspeling twee betekenissen heeft, vaak met komisch effect
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen equivoqueequivoquermeest equivoque
verbogen equivoqueequivoqueremeest equivoque

Bijvoeglijk naamwoord

equivoque

  1. (verouderd) dubbelzinnig

Gangbaarheid

  • Het woord 'equivoque' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
equivocar

equivoque

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van equivocar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van equivocar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van equivocar

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.