equivoque
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: equivoque (hulp, bestand)
Woordafbreking
- equi·vo·que
Woordherkomst en -opbouw
- Uit het Frans, 'équivoque'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | equivoque | equivoques |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de equivoque v [1]
- (verouderd) dubbelzinnigheid
- (verouderd) homoniem
- (taalkunde) stijlfiguur waarbij een woord door een woordspeling twee betekenissen heeft, vaak met komisch effect
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | equivoque | equivoquer | meest equivoque |
verbogen | equivoque | equivoquere | meest equivoque |
Bijvoeglijk naamwoord
equivoque
- (verouderd) dubbelzinnig
Gangbaarheid
- Het woord 'equivoque' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
equivocar |
equivoque
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.