essen

Niet te verwarren met: Essen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  essen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛsə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • es·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • bn afgeleid van  es zn  met het achtervoegsel -en
  • zn  es zn  met de uitgang -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen essen

Bijvoeglijk naamwoord

essen

  1. gemaakt van het hout van de es
    • Hij bezat een essen boog. 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deessenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord es

Gangbaarheid

  • Het woord essen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈɛsn̩/
Woordafbreking
  • es·sen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
essen
/ˈɛsn̩/

/aːs/
gegessen
/gəˈgɛsn̩/
volledig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudhoogduitse ezzan

Werkwoord

essen

  1. eten
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.