estrik
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: estrik (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛstrɪk / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- es·trik
Woordherkomst en -opbouw
- via Middelnederlands estric van Latijn astracum "plavuis" [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | estrik | estriken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de estrik m
- (verouderd) gebakken en geglazuurde vloertegel
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord estrik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "estrik" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ estrik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.