factchecken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  factchecken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfɛktʃɛkə(n)/ (3 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
factcheckengefactcheckt
factchecking
Woordafbreking
  • fact·chec·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
factchecken
factcheckte
gefactcheckt
zwak -t volledig

Werkwoord

factchecken

  1. controleren van binnengekomen berichten op juistheid en het daaruit filteren van onjuistheden
    • Door het vele nepnieuws moeten nieuwsredacties informatie eerst factchecken om te voorkomen dat er onjuiste informatie verspreid wordt. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord factchecken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.