familiair

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  familiair    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fa·mi·li·air
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gemeenzaam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560 [1]
  • afgeleid van familie met het achtervoegsel -air [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen familiairfamiliairderfamiliairst
verbogen familiairefamiliairderefamiliairste
partitief familiairsfamiliairders-

Bijvoeglijk naamwoord

familiair [3]

  1. informeel
  2. vrijpostig
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord familiair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.