fiedelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fiedelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fie·de·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

fiedelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fiedelen
fiedelde
gefiedeld
zwak -d volledig
  1. op een volkse, zigeunerachtige manier vioolspelen
    • We hadden vanavond, bij het lezen van Lenau, weer eens de overtuiging dat wij die drie zigeuners waren. We fiedelen letteren, we roken sigaretten, en konden we maar slapen zoals de derde zigeuner.'[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord fiedelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.