filibuster

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  filibuster    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fi·li·bus·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘obstructie door eindeloze redevoeringen’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord filibuster filibusters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

defilibusterm

  1. vrijbuiter
  2. langdurige toespraak als vertragingstactiek
    • filibuster tegen verhoging eigen risico [3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
filibusteren

filibuster

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van filibusteren
    • Ik filibuster. 
  2. gebiedende wijs van filibusteren
    • Filibuster! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van filibusteren
    • Filibuster je? 

Gangbaarheid

  • Het woord filibuster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
39 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
filibuster filibusters

Zelfstandig naamwoord

filibuster

  1. filibuster
vervoeging
onbepaalde wijs to  filibuster 
he/she/it  filibusters 
verleden tijd  filibustered 
voltooid
deelwoord
 filibustered 
onvoltooid
deelwoord
 filibustering 
gebiedende wijs  filibuster 

Werkwoord

filibuster

  1. onovergankelijk, overgankelijk dwarsliggen, filibusteren

Verwijzingen

  1. filibuster, Online Etymology Dictionary
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.