fiscalist

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fiscalist    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fis·ca·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fiscalist fiscalisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

defiscalistm

  1. (beroep) deskundige op het gebied van de belastingwetgeving
    • Nou, ik was eens op een feest waar opeens een man op handen en knieën voorbij kwam kruipen, aangelijnd en met een lederen hondenkap, en nu verwacht ik een lezing voor fiscalisten, maar ik sta open voor verrassingen. [1] 
    • Het Parool meldt dat de Amsterdamse fiscalist, die veel klanten heeft in de Nederlandse entertainment- en mediasector, Rebergen (32) adviseerde op papier uit Nederland te verhuizen, opdat hij zijn inkomsten kon stallen bij een bedrijfje op Cyprus: een plek waar nauwelijks belasting hoeft te worden betaald. [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen
  • niet-fiscalist
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fiscalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.