flecteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flecteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • flec·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verbuigen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flecteren
flecteerde
geflecteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

flecteren overgankelijk

  1. (taalkunde) verbuigen, vervoegen
  2. (medisch) buigen, flexie bezitten
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord flecteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.