flegma

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flegma    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fleg·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onverstoorbaarheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord flegma -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetflegmao

  1. onverstoorbaarheid
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord flegma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.