flexen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flexen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈflɛksə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • flexen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van flex (afkorting van flexibel) met de uitgang '-en'
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flexen
flexte
geflext
zwak -t volledig

Werkwoord

flexen

  1. werken zonder vast contract, flexwerken
  2. (jongerentaal) vertoon maken met spullen of het eigen lichaam
    • Die vent loopt de hele dag te flexen met zijn nieuwe sneakers. 
  3. (straattaal) tot rust (laten) komen, relaxen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

deflexenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord flex

Gangbaarheid

  • Het woord flexen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.