flex

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flex    (hulp, bestand)
  • IPA: /flɛks/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • flex
enkelvoud meervoud
naamwoord flex flexen
verkleinwoord flexje flexjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

deflexm

  1. (gereedschap) toestel om harde materialen te gladder te maken of door te zagen met een snel ronddraaiende schijf die haaks op een motor is gemonteerd
Synoniemen
stellend
onverbogen flex
verbogen flexe

Bijvoeglijk naamwoord

flex

  1. heel mooi, heel goed
  2. afkorting van flexibel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
flexen

flex

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexen
    • Ik flex. 
  2. gebiedende wijs van flexen
    • Flex! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flexen
    • Flex je? 

Gangbaarheid

  • Het woord flex staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  flex (US)    (hulp, bestand)
vervoeging
onbepaalde wijs to  flex 
he/she/it  flexes 
verleden tijd  flexed 
voltooid
deelwoord
 flexed 
onvoltooid
deelwoord
 flexing 
gebiedende wijs  flex 

Werkwoord

flex

  1. buigen
  2. aanspannen
  3. pronken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.