flits

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flits    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • flits
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kort schijnsel’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord flits flitsen
verkleinwoord (flitsje) (flitsjes)

Zelfstandig naamwoord

deflitsm

  1. een korte uitbarsting van licht of een ander elektromagnetisch verschijnsel
    • Een flits aan de horizon was de eerste aankondiging van het komende onweer. 
  2. een kortdurend maar heftig evenement
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
flitsen

flits

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flitsen
    • Ik flits. 
  2. gebiedende wijs van flitsen
    • Flits! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flitsen
    • Flits je? 

Gangbaarheid

  • Het woord flits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.