fluiter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fluiter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • flui·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fluiter fluiters
verkleinwoord fluitertje fluitertjes

Zelfstandig naamwoord

defluiterm

  1. iemand die fluit of op een fluit blaast
  2. (zangvogels) Phylloscopus sibilatrix  groenige zangvogel met gele keel, wiens karakteristieke zang uit een triller van tonen bestaat
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • heifluiter, kunstfluiter, mierenfluiter, regenfluiter, thuisfluiter, waterfluiter, zwiepfluiter
Afgeleide begrippen
  • fluiterkaas, fluitervink

Gangbaarheid

  • Het woord fluiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.