fonoliet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fonoliet    (hulp, bestand)
  • IPA: /fonoˈlit/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fo·no·liet
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans phonolithe, gevormd uit Oudgrieks φωνή (fonè) "klank" en λίθος (líthos) "steen", omdat het een heldere toon kan voortbrengen als het wordt aangeslagen
  • met het voorvoegsel fono- en met het achtervoegsel -liet [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fonoliet -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetfonolieto

  1. (mineralogie) soort groengrijs uitvloeiingsgesteente
     In gebergten waar ijzerhoudende gesteenten voorkomen, treft de bliksem soms een boom of een rotspunt die toevallig omringd is door blokken bazalt, fonoliet, doleriet.[2]
Schrijfwijzen
  • phonolith (officiële spelling tot 1955)
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'fonoliet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. fonoliet op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron
    Marcel Minnaert
    “De natuurkunde van 't vrije veld. Deel II. Geluid, warmte, elektriciteit.” (1939), W.J. Thieme, Zutphen, p. 257 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.