franchir

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  franchir    (hulp, bestand)
  • IPA: /fʁɑ̃.ʃiʁ/
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • fran·chir
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
franchir
/fʁɑ̃ʃiʁ/
franchissais
/fʁɑ̃ʃisɛ/
franchi
/fʁɑ̃ʃi/
tweede groep volledig

Werkwoord

franchir

  1. overgankelijk overbruggen, passeren, overgaan (een brug, muur, barrière, e.d.)
  2. overgankelijk oversteken (een rivier, e.d.)
  3. overgankelijk overwinnen (een moeilijkheid, obstakel, e.d.)
  4. overgankelijk overschrijden (een grens, drempel(waarde))

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.