francofoon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  francofoon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fran·co·foon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘Frans sprekend’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • afgeleid van franco met het achtervoegsel -foon [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen francofoonfrancofonerfrancofoonst
verbogen francofonefrancofonerefrancofoonste
partitief francofoonsfrancofoners-

Bijvoeglijk naamwoord

francofoon

  1. Franstalig
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord francofoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.