franco

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  franco    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fran·co
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: portvrij’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
  • (verkorting) van Italiaans franco di porto [2]

Bijwoord

franco

  1. met betaling van de verzendkosten door de afzender

Gangbaarheid

  • Het woord franco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Bijwoord

franco

  1. (spreektaal) vierkant, ronduit
    «Je préfère que tu me dises franco c’que t’en penses.»
    Ik heb liever dat je me ronduit zegt wat je van je ervan denkt. [1]

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • fran·co
  enkelvoud meervoud
mannelijk franco francos
vrouwelijk franca francas

Bijvoeglijk naamwoord

franco

  1. oprecht, openhartig
  2. grootmoedig, ongeveinsd
  3. vrijgevig
  4. ongehinderd (zonder obstakels)
Synoniemen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.