frutsel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frutsel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • frut·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord frutsel frutsels
verkleinwoord frutseltje frutseltjes

Zelfstandig naamwoord

hetfrutselo

  1. een overbodige toevoeging of versiering van weinig waarde
    • Met scoubidou kan men bijvoorbeeld sleutelhangers, vriendschapsbandjes en andere frutsels maken. 

Werkwoord

vervoeging van
frutselen

frutsel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frutselen
    • Ik frutsel. 
  2. gebiedende wijs van frutselen
    • Frutsel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frutselen
    • Frutsel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord frutsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.