gaf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gaf    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɑf/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /χɑf/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɑf/
Woordafbreking
  • gaf

Werkwoord

vervoeging van
geven

gaf

  1. enkelvoud verleden tijd van geven
    • Ik gaf. 
    • Jij gaf. 
    • Hij, zij, het gaf. 
     Deze wakkerheid gaf me een autonoom gevoel.[1]
Vaste voorzetsels
  • gaf op

Gangbaarheid

  • Het woord gaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.