gag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɡɛːk/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • gag
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels gag, in de betekenis van ‘kwinkslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1948 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gag gags
verkleinwoord gagje gagjes

Zelfstandig naamwoord

degagm

  1. grap in een film of stripverhaal
    • Die film zal vol met gags, wat hem erg leuk maakte. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord gag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
29 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.