ganto

Bretons

Voorzetsel

ganto

  1. vorm van gant voor de derde persoon meervoud
    «Ganto.»
    Met hen.


Esperanto

  enkelvoud meervoud
nominatief   ganto     gantoj  
accusatief   ganton     gantojn  

Zelfstandig naamwoord

ganto

  1. handschoen


Ido

Zelfstandig naamwoord

ganto

  1. handschoen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.