gapper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gapper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gap·per
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van gappen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gapper gappers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degapperm

  1. iemand die steelt
     Mijn moeder werkte daar in de kantine. Voor een appel, een ei en een kop koffie wel te verstaan, want terwijl elders langs de amateurvelden nog weleens een envelop-met-inhoud werd doorgegeven, was DCG een in en in keurige vereniging, ook al werd in de volksmond beweerd dat de clubnaam niet stond voor ‘Door Combinatie Groot’ maar voor ‘De Centen Gappers’.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
55 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “De zaakwaarnemer” (11/02/2011), HP de Tijd
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.