gebint

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gebint    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·bint
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘samenstel van balken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1252 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gebint gebinten
verkleinwoord gebintje gebintjes

Zelfstandig naamwoord

hetgebinto

  1. balkwerk.
    • De gebinten in de oude boerderij waren door houtworm aangetast. 

Gangbaarheid

  • Het woord gebint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.