geboomte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geboomte    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·boom·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘groep bomen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • afgeleid van boom met het omvoegsel ge- -te dat een verzameling aangeeft [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geboomte geboomtes
geboomten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgeboomteo [3]

  1. (plantkunde) de gezamenlijke bomen

Gangbaarheid

  • Het woord geboomte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
63 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.