gelijkgezindheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gelijkgezindheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·lijk·ge·zind·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gelijkgezindheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degelijkgezindheidv

  1. het een gemeenschappelijke overtuiging hebben
     De koningin zei in haar toespraak dat vroeger gelijkgezindheid en verbondenheid verankerd waren in de verzuiling. Die tijd is voorbij. Vertrouwen kan niet worden opgelegd, dat moet vanuit de gemeenschap zelf groeien, zei Beatrix.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord gelijkgezindheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Gemengde reacties op kerstrede” (Dinsdag 25 december 2012, 14:41), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.