gereedheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gereedheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·reed·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gereedheid gereedheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degereedheidv

  1. het klaar zijn om te kunnen handelen of functioneren
    • Ik hield de auto in gereedheid om mijn zwangere vrouw naar het ziekenhuis te kunnen brengen. 

Gangbaarheid

  • Het woord gereedheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.