gesticht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gesticht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·sticht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘inrichting voor krankzinnigen’ voor het eerst aangetroffen in 1808 [1]
  • vervoeging van stichten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gesticht gestichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgestichto

  1. (verouderd) inrichting voor krankzinnigen
     Veel dolhuizen werden krankzinnigengesticht (ook wel gesticht) en later een psychiatrisch ziekenhuis.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van: stichten…
verbogen vorm: gestichte

gesticht

  1. voltooid deelwoord van stichten

Gangbaarheid

  • Het woord gesticht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.