gevest
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gevest (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈvɛst / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ge·vest
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevest | gevesten |
verkleinwoord | gevestje | gevestjes |
Zelfstandig naamwoord
het gevest o
- handvat van een zwaard of een ander steekwapen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van: | vesten… |
verbogen vorm: | geveste |
gevest
- voltooid deelwoord van vesten
Gangbaarheid
- Het woord gevest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gevest" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "gevest" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gevest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.