gewohnt
Duits
Uitspraak
- Geluid: gewohnt (hulp, bestand)
- IPA: / gəˈvoːnt /
Woordafbreking
- ge·wohnt
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Laatmiddelhoogduitse woord "gewon(e)t"
- Duits bijvoeglijk naamwoord met het voorvoegsel ge-
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
gewohnt | gewohnter | am gewohntesten |
alle verbuigingsvormen |
Bijvoeglijk naamwoord
gewohnt
Synoniemen
- bekannt
- alltäglich
- gewöhnlich
- normal
- vertraut
Antoniemen
- ungewohnt
Afgeleide begrippen
- gewöhnt
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.