gezet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezet    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈzɛt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /χəˈzɛt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈzɛt/
Woordafbreking
  • ge·zet
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘corpulent’ voor het eerst aangetroffen in 1647 [1]
  • vervoeging van zetten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
  • Naamwoord van handeling van zetten met het voorvoegsel ge- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gezetgezettergezetst
verbogen gezettegezetteregezetste
partitief gezetsgezetters-

Bijvoeglijk naamwoord

gezet [3]

  1. zwaarlijvig, dik, corpulent
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: zetten…
verbogen vorm: gezette

gezet

  1. voltooid deelwoord van zetten
     Ze reageerden alsof ik halverwege de wedstrijd een derde doel in het veld had gezet.[4]

Gangbaarheid

  • Het woord gezet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.