gezinde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezinde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·zin·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinde gezinden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degezindev/m [3]

  1. (verouderd) reisgenoot, gezel
  2. gevolg van een aanzienlijk persoon

Bijvoeglijk naamwoord

gezinde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gezind
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord gezinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.