gibus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gibus    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gi·bus
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gibus gibussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degibusm

  1. (kleding) cilinderhoed die men kan opvouwen
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gibus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
27 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.