glos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  glos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • glos
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kanttekening’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord glos glossen
verkleinwoord glosje glosjes

Zelfstandig naamwoord

deglosv [3]

  1. verklarende aantekening of vertaling van een woord tussen de regels of in de marge van een tekst
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • glosseem, glossematica, glossematisch, glossenlied
Vertalingen
   1. zie: glosse   

Gangbaarheid

  • Het woord glos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.