glossator
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: glossator (hulp, bestand)
Woordafbreking
- glos·sa·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glossator | glossatoren glossators |
verkleinwoord | glossatortje | glossatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de glossator m
- (beroep) iemand die glossen maakt
Gangbaarheid
- Het woord 'glossator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.