glossator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  glossator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • glos·sa·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord glossator glossatoren
glossators
verkleinwoord glossatortje glossatortjes

Zelfstandig naamwoord

deglossatorm

  1. (beroep) iemand die glossen maakt

Gangbaarheid

  • Het woord 'glossator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.