gluiperd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gluiperd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- glui·perd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gluiperd | gluiperds |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de gluiperd m
- (scheldwoord) iemand die gluipt (slinkse streken uithaalt, vals is en/of huichelachtig kijkt)
Synoniemen
- geniepigerd, huichelaar, gluiper, gluipzak, vals iemand
Gangbaarheid
- Het woord gluiperd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gluiperd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ gluiperd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.