grandma

Engels

Uitspraak
  • /ˈɡɹænmɑː/
enkelvoud meervoud
grandma grandmas

Zelfstandig naamwoord

grandma

  1. (familie) oma, grootmoeder
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.