grasspeler

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grasspeler    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gras·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grasspeler grasspelers
verkleinwoord grasspelertje grasspelertjes

Zelfstandig naamwoord

degrasspelerm

  1. (spel) (sport) een tennisser die bij voorkeur of meestal op gras speelt
    • De grasspeler raakte door de regen uit zijn humeur. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'grasspeler' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.