grosseren

Nederlands

Niet te verwarren met: grossieren
Uitspraak
  • Geluid:  grosseren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gros·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse grossir (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grosseren
grosseerde
gegrosseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

grosseren [1]

  1. overgankelijk overschrijven of in hanteerbare vorm overbrengen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord grosseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
46 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.