gueuler

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ɡœ.le/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van gueule “bek”, “mond” met het achtervoegsel -er.

Werkwoord

gueuler

  1. (spreektaal) schreeuwen
    «Ça gueule chez le voisin, il est encore en train de taper sur sa femme!»
    Er wordt gegild bij de buurman, hij is zijn vrouw weer aan het slaan! [1]
  2. (spreektaal) protesteren
    «Hé les mecs, faut gueuler s'ils nous ferment la salle de sports pendant les vacances!»
    Hé jongens, we moeten protesteren als ze de sporthal sluiten in de vakantie! [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.