hash

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hash    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hash

Werkwoord

vervoeging van
hashen

hash

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hashen
    • Ik hash. 
  2. gebiedende wijs van hashen
    • Hash! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hashen
    • Hash je? 
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hash hashes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehashm

  1. verdovend genotmiddel afkomstig van de hennepplant
  2. waarde die wordt berekend voor een bepaald bestand, als twee bestanden eenzelfde hash hebben zijn ze vrijwel zeker gelijk aan elkaar
  3. teken dat bestaat uit twee parallelle verticale en twee parallelle horizontale streepjes
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord hash staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.