haveloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haveloos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ha·ve·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘armoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1677 [1]
  • afgeleid van have met het achtervoegsel -loos [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen havelooshavelozerhaveloost
verbogen havelozehavelozerehavelooste
partitief havelooshavelozers-

Bijvoeglijk naamwoord

haveloos

  1. slecht verzorgd, schamel, zonder bezittingen
    • De haveloze alcoholist was vroeger een succesvolle advocaat. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord haveloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.