hear
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord afkomstig van Middelengels heren, Angelsaksisch hīeran. Verder van Wst-Germaans *hauʀijan, Protogermaans *hauzijaną, Indo-Europees *h₂ḱh₂owsyéti.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hear |
he/she/it | hears |
verleden tijd | heard |
voltooid deelwoord |
heard |
onvoltooid deelwoord |
hearing |
gebiedende wijs | hear |
Werkwoord
hear
- onovergankelijk horen [1]
- overgankelijk aanhoren, luisteren naar
- overgankelijk te weten komen
- onovergankelijk ~ from door iemand benaderd worden, van iemand iets vernemen
- overgankelijk, (informeel) zich in iemand kunnen inleven
Afgeleide begrippen
- behear, forehear, hearsay, hearsome hear from, hear hear, mishear, outhear, overhear, rehear, unhear
Vaste voorzetsels
- hear from, hear of, hear out
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.