hear

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  hear (VK)    (hulp, bestand)
  • Geluid:  hear (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɪə(ɹ)/ (VK)
  • IPA: /hiːɹ/ (VS)
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  hear 
he/she/it  hears 
verleden tijd  heard 
voltooid
deelwoord
 heard 
onvoltooid
deelwoord
 hearing 
gebiedende wijs  hear 

Werkwoord

hear

  1. onovergankelijk horen [1]
  2. overgankelijk aanhoren, luisteren naar
  3. overgankelijk te weten komen
  4. onovergankelijk ~ from door iemand benaderd worden, van iemand iets vernemen
  5. overgankelijk, (informeel) zich in iemand kunnen inleven
Afgeleide begrippen
  • behear, forehear, hearsay, hearsome hear from, hear hear, mishear, outhear, overhear, rehear, unhear
Vaste voorzetsels
  • hear from, hear of, hear out
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.