hebraïst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hebraïst    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • he·bra·ist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hebraïst hebraïsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehebraïstm

  1. (beroep) iemand die Hebreeuwse taal- en letterkunde heeft gestudeerd
     Een aantal van de tweehonderd ondertekenaars van het Nashville-pamflet ken ik van de knusse Meet & Greets van het Werkverband van Queer Theologen. Die bezocht ik puur uit zakelijke overwegingen omdat ik als gediplomeerd hebraïst heb meegewerkt aan de bestseller Onder de regenboog: De bijbel queer gelezen. Het wemelt in het Goede Boek van de homofiliteiten, al dan niet latent.[1]
     Opvallend is dat ook in christelijke kring de interesse in de kabbala groeide. De humanist en hebraïst Johannes Reuchlin (1455-1522) nam de kabbala als uitgangspunt van zijn theologische overwegingen, wat hem tot de eerste christelijke kabbalist maakte.[2]
Synoniemen
  • hebraïcus
Afgeleide begrippen
  • hebraïstiek

Gangbaarheid

  • Het woord hebraïst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
42 %van de Nederlanders;
39 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Dominee Don Arturo veegt bips af met Nashville-verklaring” (11/01/2019), HP de Tijd
  2. Weblink bron “Mysterie en magie van de kabbala ontsluierd” (25-06-2019), Reformatorisch Dagblad
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.