heister

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heister    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • [A] heis·ter
  • [B] hei·ster
Woordherkomst en -opbouw
  • [B] Naamwoord van handeling van heien met het achtervoegsel -ster
enkelvoud meervoud
naamwoord heister heisters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B] heister

  1. (beroep) vrouwelijke bouwvakker die heipalen de grond in stampt
Verwante begrippen
  • vrouwelijke vorm van heier
enkelvoud meervoud
naamwoord heister heisters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A] heister

  1. iemand die heistert, heibei, woelwater, wildebras [1]

Werkwoord

vervoeging van
heisteren

heister

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heisteren
    • Ik heister. 
  2. gebiedende wijs van heisteren
    • Heister! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heisteren
    • Heister je? 

Gangbaarheid

  • Het woord heister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.