herbergen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  herbergen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɛrbɛrɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • her·ber·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herbergen
herbergde
geherbergd
zwak -d volledig

Werkwoord

herbergen

  1. overgankelijk huisvesten
    • Door het noodweer was hij verplicht om de hele wandelgroep in zijn huis te herbergen. 
  2. overgankelijk tot verblijf dienen
    • Die kom herbergt vier vissen, wat erg uitzonderlijk is. 
  3. overgankelijk bevatten
    • Voor zo'n dun boek herbergt het erg veel informatie. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deherbergenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord herberg

Gangbaarheid

  • Het woord herbergen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.