herberg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  herberg    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɛrbɛrəx/ (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • her·berg
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord via Middelnederlands herberghe van Oudnederlands heriberga in de betekenis "legerkamp" aangetroffen vanaf de 8e eeuw, in de betekenis "tijdelijke verblijfplaats" rond 1100 en in de betekenis van ‘logement’ aangetroffen vanaf 1220
    Oorspronkelijk een samenstelling van heer (leger) en bergen, dus "een plaats waar een leger geborgen wordt". Verwant met het Engelse harbour of harbor. "Heer" in de betekenis van leger vindt men ook terug in hertog (legerleider), heerweg of heirbaan (legerweg), en heerman (soldaat). [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord herberg herbergen
verkleinwoord herbergje herbergjes

Zelfstandig naamwoord

deherbergv/m

  1. (horeca), (toerisme) eet- en overnachtingsgelegenheid die kleiner, goedkoper en eenvoudiger is dan een hotel
     Napoleon gaf de Route Nationale 7 haar naam. Hij maakte zelf ook gebruik van de weg. Zo overnachtte hij in de Auberge de la Teste Noire in Saint-Symphorien-de-Lay, net als Frans I, Rousseau en Rabelais. Het gebouw is niet meer in gebruik als herberg. In 1814 sliep Napoleon op weg naar Elba in het Relais de l'Empereur in Montélimar. Dat hotel is een paar jaar geleden gesloten. Volgens Trip Advisor stond het de laatste jaren bekend om zijn stoffige kamers, deplorabele ontvangst en gesloten restaurant.[5]
     Hij zegt niet, dat er geen plaats was, met andere woorden, dat alles zo vol en overbezet was, dat er ook niemand meer bij kon, maar Lukas zegt: voor hen (en dat staat met nadruk voorop!) was er geen plaats in de herberg.[6]
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • boerenherberg, buitenherberg, jeugdherberg, koetsiersherberg, stadsherberg
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
herbergen

herberg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbergen
    • Ik herberg. 
  2. gebiedende wijs van herbergen
    • Herberg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbergen
    • Herberg je? 

Gangbaarheid

  • Het woord herberg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. herberg op website: Etymologiebank.nl
  4. "herberg" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  5. Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  6. Weblink bron
    E. F. Vergunst
    Voor hen was geen plaats in de herberg... Enkele gedachten naar aanleiding van Lukas 2 : 1-7 (20 december 1983) in: Reformatorisch Dagblad , kerstbijlage, p. 3
  7. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.