herbouw

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  herbouw    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈhɛrbɑu/ (2 lettergrepen)
  • Geluid:  herbouw    (hulp, bestand)
    • IPA: /hɛrˈbɑu/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • her·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord herbouw -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehérbouwm

  1. activiteit waardoor iets opnieuw tot stand komt
    • De herbouw van de brug is nog steeds niet voltooid. 
Afgeleide begrippen
  • herbouwreserve

Werkwoord

vervoeging van
herbouwen

herbóúw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbouwen
    • Ik herbouw. 
  2. gebiedende wijs van herbouwen
    • Herbouw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbouwen
    • Herbouw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord herbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.