heugen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heugen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • heu·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘herinnerd worden’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1]
  • afgeleid van heug met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heugen
heugde
geheugd
zwak -d volledig

Werkwoord

heugen

  1. onpersoonlijk in geheugen bijblijven
    • "Het zal je heugen!" sprak hij dreigend. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord heugen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.